MJRPAS.NL

De verfpot van Broddel(Een sprookje).

 

 

We beginnen dit verhaal met de speelgoedwinkel in de oude Vetstraat van Maasbink. De winkel, de enige speelgoedwinkel in het hele dorp was niets meer dan een oud en krakkemikkig houten gebouwtje zonder bovenverdieping. Het had natuurlijk één deur en zoals vaak bij kleine winkeltjes één groot raam. De deur hing scheef, zowel naar voren als naar de zijkant en dwars over het gehele raam had een grote scheur zijn weg gevonden. Het plakband bedoelt om het glas bij elkaar te houden zag al bruin van de zon en overal liet het ook nog eens los alsof het wist dat het zijn taak slechts een tijdje zou kunnen uitvoeren. Hoe dan ook.... "als je er langs liep mocht je blij zijn dat het glas niet plotseling voor je voeten zou liggen", dat dachten alle mensen in het dorp.

De houten kozijnen daarentegen waren weliswaar kaarsrecht, maar flink getroffen door een vieze schimmel en diepgravende houtrot. Grote hopen duivenpoep dropen sluimerend langzaam van de buitenvensterbank af, die daar vlak onder was gemonteerd. In ieder geval.....op het eerste gezicht leek de winkel ook nog eens zonder eigenaar, maar dat was niet zo. Nee, de eigenaar, een oude man die we in al zijn eigenaardigheid Alfred Stophoest kunnen noemen, beheerde overdag de verkoop, maar - hoe sneu - hij had meestal niets te doen. Niemand kocht iets uit de winkel en dat was al jaren zo. Nieuwsgierig keek soms een slome wandelaar wel eens naar binnen, maar de kijker trok dan zijn of haar neus op en liep snel door. Dat laatste was in het geheel niet vreemd als je weet dat ook al het speelgoed - datgene wat je nog net door de vuile ramen heen kon zien -, door vreemde kleuren was getroffen. Nou ja....vreemd. Echt waar....er was helemaal geen kleur te bekennen. Behalve grijs, zwart en soms nog een schilfertje wit, maar die kleuren tellen niet mee. Niet als het om speelgoed gaat. Speelgoed....voor kinderen natuurlijk moet een kleur bezitten. Speelgoed zonder kleur, is niets anders dan een een stuk plastic of hout. We kunnen ook best wel zeggen; "speelgoed zonder kleur, dat speelt niet". Tsja, een beetje raar klinkt dat allemaal wel, maar deze verteller weet nu eenmaal dat speelgoed kleur nodig heeft om echt als speelgoed te kunnen dienen. 

En op een regenachtige dag in september veranderde er iets in de speelgoedwinkel. Hoe het kwam wist niemand - behalve Alfred natuurlijk - maar plotseling stonden er drie kleine speelgoeddoosjes naast elkaar voor het raam onder de scheur opgesteld. De oude Alfred had het raam op die plaats zelfs een beetje opgepoetst in de hoop dat iemand de doosjes zou kopen. Dat gebeurde natuurlijk niet, want ook de doosjes waren grijs, vuil en het beetje kleur wat er nog op zat, schilferde er al vanaf als er een bromvlieg voorbij vloog. Maar toch......de doosjes stonden er enkele weken totdat het onwerkelijke moment kwam dat een man de winkel binnenstapte. De tringelbel klonk zoals een koeienbel uit Zwitserland en oude Alfred stond meteen op. De man, lang en stevig van postuur droeg een mooie hoed, een lange regenjas en had in zijn linkerhand een fraaie gitzwarte paraplu, die hij rustig in de hoek wegzette om aldaar uit te kunnen druipen. "Mooi weertje", zei Alfred als eenvoudige begroeting in de hoop daarmee tot een voorzichtig gesprek te kunnen komen. De man reageerde echter met een simpele knik en tikte met zijn handschoen tegen de voorzijde van zijn hoed. Alfred hield zich verder maar stil en bekeek de man behoedzaam. "Zou hij werkelijk iets wensen te kopen", was zijn gedachte en daarmee opende hij evenzo bij zichzelf een onrustig gevoel, omdat hij twijfelde of de kassa nog wel zou openen mocht het nodig zijn. Snel liep hij naar de verroestte kassa, drukte op een grote zwarte knop en gelukkig sprong de geldlade met een harde knal open. Enige roestdeeltjes sprongen zichtbaar in de lucht, maar het openen leidde natuurlijk tot een grote glimlach op het gerimpelde gezicht. Alfreds ogen zochten direct de bezoeker weer op in de hoop hem alsnog tot dienst te kunnen zijn. Alfred probeerde voorzichtig een suggestie.

"Misschien is deze pop iets voor uw kind?", zei hij, terwijl hij een slungelige pop omhoog hield. De man hoefde niet te antwoorden, omdat het rechterbeen van de pop pardoes naar beneden tuimelde en in diens val nog een soldaatje in tweeën brak. Alfred mompelde iets onverstaanbaars en besloot direct om niets meer aan te raken. De man intussen liep rustig door de winkel, behoedzaam uiteraard om niets aan te raken en bekeek de collectie houten paarden, de stoffen poppen op de plank tegenover het raam en de soldaatjes op de tafel. "Hm", klonk het en dat veroorzaakte een spanning in de winkel, omdat een dergelijk gemurmel meestal leidde tot een snel vertrek. Toch liep het anders. De man was inderdaad al op weg naar de uitgang totdat zijn blik werd getrokken naar de vensterbank van het raam. Jullie raden het al....het waren de drie doosjes, die onmiskenbaar iets in gang hadden gezet bij deze keurige en rustig lijkende man.  

Alfred pakte de drie doosjes voorzichtig in met krantenpapier. Hij had niets beters en voelde zich een beetje onnozel, hoewel de man er niets van zei. En daar vertrokken de drie doosjes, samen met de lange man. Eenmaal thuis aangekomen werd de jas en hoed behoedzaam en rustig afgenomen en zonder ook maar verder iemand te laten weten dat hij thuis was, sloop hij uiterst voorzichtig naar de eerste verdieping. De verdieping had vier slaapkamers en op drie daarvan zette hij een doosje. De eerste kamer, erg roze van kleur met getekende dieren op de muren, kreeg het kleinste doosje en wel in de mand van de knuffeldieren. De tweede slaapkamer, deze keer groen en bruin van kleur werd voorzien van het tweede doosje. Dit doosje was iets groter en het stond goed op de kaptafel bij andere zelfgemaakte doosjes, allemaal gemaakt van hout en papier. "Ze zou het ook snel zien", dacht de man, want het saaie doosje viel nogal op tussen de andere doosjes, die alle kleuren van een herfstbos bij zich droegen. Tot slot ging de man naar de laatste kamer en die had geen speciale kleur, omdat het vol hing met kleurrijke posters van dansende mensen en muzikanten. Het mocht geen verrassing zijn dat de bewoner van deze slaapkamer zelf ook graag hield van dansen, want aan de grootste muur van de kamer was een ballet-oefenbalk geplaatst. De man zette het doosje, het grootste van de drie precies daaronder in de wetenschap dat ook dit doosje dan snel zou worden gevonden. De man keerde terug naar beneden en begroette zijn echtgenote met een grote glimlach. Een kus volgde en snel gingen ze samen werken aan de avondmaaltijd.

Die middag, terwijl de laaghangende zon via het raam van de overburen scherp naar binnen scheen, werd pardoes de rust in huis gestoord door de binnenkomst van de kinderen. Zoals altijd begon de kleinste bij de kapstok in de hal al te vertellen over wat haar op school was overkomen. De andere twee keken elkaar iets langer dan normaal aan en een gezamenlijke diepe zucht volgde, een zuchten wat hoorbaar was tot in de keuken. "Kom maar hier, liefje....vertel het maar aan papa en mama", klonk een heldere stem uit de keuken. Zoals altijd vertelde de kleinste al wat ze had meegemaakt op school en daarbij ratelde ze aan één stuk door. Naar adem snakkend stopte ze, toen ze zag dat haar zussen de koelkast opentrokken om te zien of er misschien daar iets lekkers te stelen was. Dat was niet zo. Ze aten witlof met vegetarische rookworst.

De kleinste was snel klaar met eten. Vol verwachting op het toetje wachtte ze totdat ook haar zussen hun mes en vork op het lege bord plaatsten. "Papa had een verrassing", zo vertelde hij en iedereen keek alsnog naar de koelkast in de hoop op een verstopt zelfgemaakt toetje. "Ik heb een kleinigheidje gevonden en heb het op jullie kamer verstopt....ga maar kijken". Nog voordat hij goed en wel was uitgesproken, was de kleinste al van de tafel vertrokken en spoedde zich naar boven. Bijna bovenaan werd ze ingehaald door haar zussen. Daarna bleef het een paar seconden muisstil in huis totdat plotseling een drietal gilletjes de stilte verbraken. Een gerommel op de trap bevestigde de terugkeer van de drie zusjes.

De kleinste maakte aan tafel voorzichtig haar doosje open en tot haar verbazing begon er een melodie te spelen. Het geluid was lieflijk en zacht. Vader en moeder keken verrast op, want ze hadden niet erop gerekend dat het speeldoosje nog zo goed zou werken. De mond van de kleine viel open, toen ze het dekseltje nog iets verder opende. Een klein konijntje kwam tevoorschijn en het draaide langzaam rondom. "Nou....het ziet er niet zo mooi uit, maar....eh....misschien kunnen we het samen kleuren zodat het weer mooi wordt liefje", zei vader, terwijl hij met zijn hand over haar hoofdje streek. "Is goed, papa...dat wil ik. Toch vind ik het nu al mooi, hoor".

De tweede zus opende daarna haar doosje en ook daaruit klonk een melodietje, maar deze keer was het duidelijk dat het een gezang van vogels moest voorstellen. Het gefluit was zowel rustgevend als opwekkend al naar gelang welke vogel op de voorgrond trad. Het dekseltje opende zich met moeite, maar daarna werden de drie vogels zichtbaar. Ook zij draaiden in het rond. "Het lijken wel winterkoninkjes. Die zijn ook zwart met wit", zei het meisje tot haar zus en glimlachte erbij. "Eh, ja....meiske...ook deze moeten we een beetje opknappen. Kijk het papier is een beetje gescheurd.....Misschien kunnen we er roodborstjes van maken", zei vader snel en het meisje knikte.

Vol verwachting maakte de grootste zus naar doosje open. Het mag geen verrassing zijn dat ook dit doosje, een speeldoosje was en gelukkig klonk ook hier een melodie. "Het is van Satie, papa....de melodie....mooi", zei ze en keek dankbaar haar ouders aan. Iedereen keek vervolgens met spanning naar wat er in het doosje zou zitten. Het betrof natuurlijk een danseresje, voorzien van een kanten jurkje, balletschoentjes en een glinsterende tiara op haar hoofd en ook dit figuurtje draaide in het rond. Deze keer had de binnenzijde van het deksel een spiegeltje, zodat je niet één maar twee danseresjes zag draaien. "Dank je wel papa....Ik vind ze prachtig". "Eh Tsja....liefje...ook deze mag misschien best een kleurtje hebben, vind je ook niet?" "Roze papa, we maken het jurkje roze....Dat is genoeg".  

Diezelfde avond, terwijl de maan zich telkenmale verschool achter grauwe schapenwolkjes en de wind ging liggen, werden de drie doosjes op het nachtkastje bij het bed neergezet. Alle drie de zussen, keken nog één keer naar het ronddraaiende figuurtje en vielen toen tijdens het melodietje in slaap. Wat er daarna gebeurde, weet niemand precies, maar een sprookje kan geen sprookje zijn, zonder dat er niet iets vreemds gebeurde. Twee zusjes werden nooit meer wakker en de oudste...... beleefde een droom zoals alleen in een sprookje kan.  

Ergens op een wereld, schijnbaar ver van hier, maar O, zo dichtbij - als we door de verborgen scheuren in de ruimte zouden kunnen reizen -, ligt het land van Broddel. Het was daar waar de droom begon, want toen de oudste haar ogen opende zag ze een landschap voor zich, wat ze nog nooit had gezien. Het mooie aan een droom is dat alles mogelijk is, maar als het niet zo fraai is, dan is de droom meer een last dan een aardige en tijdelijke belevenis. Het oudste zusje schrok daarom en hield even een hand voor haar ogen. Dat hielp niets, want het landschap, grauw en dor, veranderde niet. Snel keek ze om haar heen op zoek naar steun en gezelschap en plots hoorde ze in de verte een zacht schreien. Ze besloot om te bezien waar dit geluid vandaan kwam, omdat ergens het toch vertrouwd voelde. En ze had gelijk...

Verborgen achter een bos gebroken takken zaten haar twee zusjes op hun hurken en de tranen van de kleinste vloeiden naar beneden op de keiharde grond. Een dikke knuffel hielp direct en daar stonden ze dan. Drie zussen... in een gortdroge en onwerkelijke wereld. Samen keken ze rond om zich heen en al snel moesten ze constateren dat er geen kleur te bekennen was. "Ik zie alleen zwart en wit", zei de kleinste met een pruillip en je kon zien dat ze bijna weer zou gaan huilen. De oudste troostte haar, pakte haar stevig vast en vertelde dat zij dit ook zag, maar verderop moest het wel anders zijn, want een zwart-witte wereld, die bestaat niet, zo vond ze. De middelste zus knipperde een paar keer met haar ogen en zei beheerst dat er ook grijs te zien was. "Drie kleuren dus en niet twee". "Dus...het valt al mee", voegde ze er aan toe. Dit laatste stelde haar kleine zusje nog meer gerust en ze droogde snel haar tranen. "Laten we op weg gaan", zei de oudste en die rechtte expres haar rug om schijnbaar vol vertrouwen het akelige landschap tegemoet te lopen.

Deze verteller kan niet anders doen dan de droom bevestigen. Het landschap was immers niet alleen kleurloos, maar ook geheel zonder dieren of vogels en wat zodoende het meest opviel, betrof de stilte en de onbeweeglijkheid. De wind, de moeder van bewegingen had het hier verloren van de verstening, het gevolg van een samenwerking tussen de altijd aanwezige tijd en de zwarte leegte. Overal was de verstening zichtbaar, zelfs in de bomen. Er kon geen bewegend blad of tak meer worden gevonden. Eenmaal op weg werd het duidelijk dat het zwart-wit niet zomaar verdween. Zelfs in de verte werd alleen enkele grijze strepen in een evenzo grijze lucht gezien. Toen de kleinste opmerkte dat ook zij zelf geen kleur hadden, viel het de twee anderen pas op. Ze bekeken elkaar snel en een somberheid viel als een deken over hen heen. De oudste wenste dat het zou gaan sneeuwen om het grijs en zwart te verdrijven en de middelste vroeg stilletjes om een zon, zodat de kleuren zouden worden opgewekt. Maar zo eenvoudig werkte het niet. Nee, hier was veel meer nodig dan alleen sneeuw of een zon. 

Iets verderop verscheen plotseling een onverwacht gebeuren in de vorm van een warrig bolletje dat op een neer bewoog. Het drietal baande zich voorzichtig naar de beweging in de hoop dat het niet zou schrikken. In die zin hadden de meisjes zich snel aangepast aan deze onwerkelijke droom en zelfs zo erg dat ze de adem inhielden toen ze dichterbij kwamen. Het bolletje wol was niets meer dan het staartje van een konijntje. Het krabbelde aan de grond, maar vergeefs. Er was niets te eten en als er iets afbrak, betrof het meestal een scherp steentje. Het konijntje keek op en zag de drie zusjes. Het duurde even, maar toen begon het te praten. Ja, dat kan....in een droom.

"Ik weet dat het....het stom lijkt, maar wie niet....niet..... beweegt om te vinden, kan net, net, net zo goed stoppen", zei het konijn met een heldere maar onwillige stem. Een stem, die het best kon worden vergeleken met de stem van de vogelverschrikker uit de wizard of Oz. Hij stak één pootje in de lucht om zijn uitspraak kracht bij te zetten. De kleinste zus was nauwelijks onder de indruk, zelf niet van zijn jasje en dasje en vroeg zo gewoontjes als een klein kind maar kan doen of het konijn honger had. Het konijn knikte.

"Luister ukkie, Natuurlijk heb ik honger. Ik verlang naar sappig groen gras en geurige gele bloemen, maar vind het niet. Alles is hard, oud en vertrokken. Heb jij wat kleur bij je?" Het arme zusje wist niet wat ze hierop moest zeggen en draaide zich om naar de oudste zus. Die moest eerst goed nadenken....."Eh....konijn, ik begrijp het, maar hier vind je zeker niets en zeker geen kleur. Kijk, ook wij hebben geen kleur meer. Ik vermoed dat we verder moeten zoeken, vind je ook niet?" Het konijn fronste zijn voorhoofd voor zover een konijn dat kan doen. "Maar....het ...was hier en....ik heb ....eh...het groen en geel nooit zien vertrekken en ze hebben het ook nimmer vertelt. Niets verdwijnt zonder ....reden en.... en...ik weet geen reden. Ik ben nochtans....eh..... daarom gehouden om hier.... hier te zoeken en uiteindelijk zal ik het vinden, let , let maar op", stotterde hij. Hij trok zijn jasje recht en knoopte het dasje nog wat steviger om zijn nek.

"Dan laten we je alleen, als je dat echt wil. Wij gaan elders zoeken.....naar de kleuren, want er moet een reden zijn, zoals je zelf ook zegt. Kom mee, voordat je hier ook verandert in steen", zei de oudste en ze keek het konijn ernstig aan. Die wachtte met zijn antwoord, grabbelde een tijdje in zijn jasje en gooide vervolgens plotseling een grote dobbelsteen hoog in de lucht. Het drietal volgde de steen en boog uiteindelijk gezamenlijk voorover, benieuwd naar het gekozen getal en vooral wat het konijn daarmee zou doen. De dobbelsteen lag op vier. "Juist ja....nou, dan moet ik maar mee gaan", mompelde het en draaide zich om teneinde het goede bericht over te dragen. Het drietal wist al genoeg.

Vier is vier....nooit drie....dus.....

"Ja, leuk....met zijn vieren. Kom mee", zei de kleinste, huppelde een beetje en klapte in haar handen. De oudste was in gedachten en vroeg zich af wat er zou zijn gebeurd als de dobbelsteen op vijf had gelegen. Ze poetste deze nare gedachte weg, pakte de hand van de kleinste en zei daadkrachtig. "Kom op....op zoek naar kleuren". "En de reden", zei de middelste wijs. En daar ging het viertal...op weg...richting....Tjsa welke richting eigenlijk?, want overal leek het het landschap hetzelfde. Plotseling zag de middelste zus in de verte een beweging. Het leek op een vogel, zei ze, maar of dat echt zo was dat wist ze niet zeker. Hoe dan ook, ze wees in de richting van de beweging, maakte haar eerste stappen en de anderen volgden zonder enig protest. Er viel ook niets te protesteren, want elke andere richting was nutteloos door de afwezigheid van enig doel.

De weg naar de beweging verliep uiteraard over steen en nog eens steen. Het knarsen en verder afbrokkelen van de kiezelstenen onder de schoentjes was luid hoorbaar. "Alles verdwijnt uiteindelijk in het kleine", dacht de oudste en de gedachte maakte haar moe en onzeker. Natuurlijk....een droom is maar een droom, maar het kan alles bepalen, vooral hoe de dag verloopt, als je wakker bent geworden. Ze besloot om iets langzamer te lopen in een poging het geluid van het knarsen te verminderen. Het was alsof de stilte hier moest heersen, vond ze en voelde zich een beetje schuldig. Intussen bestudeerde ze de horizon in de hoop ook een vogel vast te kunnen stellen. Het lukte haar niet, maar ze zag wel iets anders. Onverwachts kringelde vlak naast een rijtje bomen een klein wolkje grijze rook kaarsrecht naar boven en wie goed keek zag dat de vorm van de wolkjes meer de vorm van een donut had dan van een pluisje wol. Heel even dacht ze aan indianen, maar indianen zouden hier helemaal niets te zoeken hebben, dus werd die gedachte snel verplaatst naar de put van de onnuttige gedachtes waar het nutteloze idee wordt vermalen tot het niets. Zeker, een heel klein stukje blijft bewaard, misschien het woord indiaan, maar het verdere idee dat komt nooit meer terug en zeker in een droom niet.

De donut-wolken kwamen één voor één uit een diepe put. Eenmaal rondom de put, die natuurlijk ook gemaakt was van stenen, keken alle drie de zusjes nieuwsgierig naar beneden. De oudste tilde de andere twee op zodat goed was te zien dat er helemaal niets in de put te zien was. Geen bodem, geen trapje naar beneden en ook geen touw met een emmer wat eigenlijk wel te verwachten was. De put was een put zonder doel, behalve het doorlaten van wolkjes grijze rook met een gat in het midden. De stilte van de verbazing werd verbroken door de kleinste. "Een bord....er staat iets op", zei ze met trots. "Kijk maar".

Op een boom vlak naast de put hing inderdaad een bordje en er was ook iets op geschreven. De oudste liep er naar toe, bekeek het even, fronste haar wenkbrauwen en begon te vertellen.

Niet aanraken!

Betreft zielloze zielen.

Op weg naar het niets.

"Nou, dat is duidelijk toch", zei de oudste zus.

Natuurlijk was het haar helemaal niet duidelijk. De zus piekerde en piekerde zo snel als ze kon piekeren, maar haar oplossing kwam niet verder dan een grap of een grap in een droom, meer niet. Ze besloot navraag te doen bij het konijn.

"Wat vind jij van de put en de wolkjes, best konijn?", vroeg ze op een alleraardigste toon. Het konijn mompelde even. Vlak daarna stak hij zijn pootje op. "Aha....als alles een reden heeft, dan is de put misschien een reden, toch?" De oudste zus dacht diep na. "Of, een gevolg van een reden....dat kan ook". Het konijn keek naar haar op. Dit was een interessante gedachte, zo vond hij. Ook hij stortte zich op het diepere denkwerk, maar dat mocht niet baten. Hij was immers maar een konijn. Een konijn graaft diep dat wel, maar alleen om ergens te kunnen wonen. Het duurde daarom maar even en toen grabbelde hij weer in zijn jasje en voordat de oudste zus het in de gaten had, riep het konijn een cijfer.

"Vier....aha....vier', denk na meisje, lief. Jij bent een mens. Geboren om te denken". De zus besloot om te gaan zitten en vroeg eerst aan haar zusjes wat zij van het cijfer vier vonden.

"De vier...is nooit alleen. En als je het door twee deelt, ook nog niet. Dat vind ik mooi, zei de middelste.

"Een dier heeft vier poten", zei de kleinste. "En dieren zijn leuk", voegde ze er aan toe.

De zus besloot ook op deze manier na te denken en wel hardop. "Vier", zo begon ze. "Zoals de kamers van het hart.....en inderdaad zusje.... de ledematen van dier en mens, de vier gebroeders natuurlijk; wind, water, vuur en lucht, maar deze wolkjes....Eh..... Natuurlijk!.....Zij missen het belangrijkste, het hart en daarom zijn ze zielloos. Het is maar beter deze wolkjes met rust te laten, lijkt mij". Er werd driftig geknikt en gezamenlijk liepen ze vervolgens hand in hand met een grote boog om de put heen. Tijdens het lopen vroeg de oudste zus zich af of deze droom niet een droom binnen een droom zou zijn. En wederom.....wat nou als de dobbelsteen op drie of zes was gevallen?....Ze besloot het los te laten. Ze was immers verantwoordelijk voor haar twee zusjes, dus was er geen tijd voor treuzel en pieker en gebood hen zelfs wat sneller van de put weg te gaan.

"Kom op....hier vinden we geen kleuren", moedigde ze aan.   

Het knarsen van de steentjes bleef lange tijd het enig hoorbare in deze kille wereld. Niet alleen de stilte en de afwezigheid van kleur werd een reden om zo snel mogelijk weg te vluchten, maar ook de koude en hardheid. Nergens was enige vorm van zachtheid te zien. Geen lekker graspolletje om op te zitten en alle stenen op de grond vonden meer hun plek tussen ijs en kristal, dan mos of bladeren. De verbazing trof het viertal echter ten zeerste toen ze merken dat ook bladeren van de bomen tijdens het neerkomen op de grond uit elkaar spatten tot honderden kleine stukjes. Hier groeide niets en er zou ook geen nieuw leven worden gemaakt. De kleinste kreeg het koud en bibberde een paar keer erg expres. Ze kreeg een dasje van haar iets oudere zusje. Uiteraard werd de stilte verbroken. Dat kan ook niet anders, want koude trekt eerst in je bloed en daarna in je hoofd.  

"Hebben wij een ziel, zus?"

De oudste keek de kleinste aan en had deze vraag al een tijdje verwacht. Van sommige kinderen kunnen het denken zien doordat ze stil zijn en een tijdje naar voren staren. Spelende kinderen, bezig met anderen of speelgoed staren niet, zo wist ze.

"Ben je lief geweest, zusje?" Ze knikte.

"En heb je ook wel eens snoep gedeeld met anderen?" Ze knikte.

"En zorg je goed voor Minou onze poes?" Ze knikte.

"Nou, dan heb je vast en zeker een ziel en word je nooit zo'n zielig wolkje".

De kleinste glimlachte en knuffelde haar zus. De middelste sloot aan. "Ik heb meegeluisterd hoor. En ik heb ook een ziel en jij ook zus, dat weet ik zeker".

Plotseling werd het geknuffel onderbroken door een bekend geluid.

"Ben jij dat nou, zusje....die zo bibbert?", vroeg de oudste. Het antwoord hoefde niet te worden gegeven, want vlak achter een grote steen werd de oorzaak aangetroffen.

Iets verderop zaten twee kleine kinderen, hun adem maakte kleine wolkjes en ze bibberden flink. Ze hadden elkaar goed vastgepakt. Ze schrokken niet eens, stonden op en zonder dat ze er over na hoefde te denken, pakten ze de hand van grote zus. Het konijn stond even stil en overwoog of hij zijn dobbelsteen moest pakken, maar besloot dat vier eigenlijk nog steeds klopte. Vier kleine kinderen....

 

 

Jullie begrijpen, er komt een moment waarop alles weer anders wordt. Meestal verschijnt er een heks of een gedoe wat niet ten goed komt aan de gezondheid van de hoofdrolspelers. In dit geval krijgen we ook te maken met een ongewoon iets, namelijk in de vorm van een Broddel. Hoe dan ook....In de verte werd de aanwezigheid van de Broddel al zichtbaar. De horizon werd donkerder, golfde meer en ook verschenen er vreemde gaten. Die gaten waren hemeltjes-waardig interessant, omdat de kleuren erin verbleven. Sterker nog....de gaten leken wel smalle ramen naar de gewone wereld. De kleinste van het stel had de kleuren als eerste gevonden.

"Geel", riep ze zo schel en hard mogelijk. Iedereen schrok er van, zodat de gezichtjes nog witter werden dan ze al waren. Kort erna klonk het "rood en...paars". De anderen volgden de gestrekte vinger van de kleinste en zagen direct wat zij zag. Alleen...dat was niet al wat als een verrassing voor hun werd gepresenteerd. In het midden van het blikveld, juist tussen twee kleine heuvels in, bevond zich een zwart-wit-geblokt "dun gevormd iets", wat nog het meeste leek op een rechtop staande openstaande schaar. De oudste tuurde met toegeknepen ogen naar het onbekende ding en bevestigde zelfs dat het ding bewoog en misschien ook een mens kon zijn. Ze was er niet zeker van. Hoewel er enige vrees voor het schaarvormige ding was, liepen ze daarna met versnelde pas in diens richting. Niet zo vreemd, want een schaar of niet, elke mogelijke volwassene in deze barre wereld trok de kinderen aan.

Het vreemde gevaarte was geen schaar en ook geen mens. Ik zal trachten het ding te beschrijven, maar omdat ik ook maar een mens ben, zal het niet volledige zijn. Hoe dan ook....ik hoop dat de meeste mensen dit ding nooit tegenkomen.

Een Broddel heeft wel degelijk de vorm van een mens, maar een gezicht heeft het niet. Waar normaal de ogen, mond en neus te zien zijn, lag een witte vlek. Op de vlek zat een vreemde bolhoed, ook zwart-wit-geblokt. En zo was ook de kleding, ruim-zittend en je kreeg het idee dat het ding op stelten liep. De Broddel torende flink boven de kinderen uit en het was volgens de oudste zus zeker vijf meter hoog. Alle vier kleintjes verscholen zich achter de zus en keken soms voorzichtig vanuit de beschermde positie naar het gedrocht. Ja, een gedrocht, dat was het zeker, want niemand zou in diens buurt willen komen. Wat het geheel nog erger maakte betrof de pot en de kwast. In de ene hand bungelde een verfpot, zo zwart als zwart maar kan zijn en in de andere hand zwiepte een grote druipende kwast heen en weer. Het werd al snel duidelijk, daar waar de zwarte verf neer spatte, daar werden de kleuren vernietigd en bleef alleen een vettige zwarte drap achter.

Waar een Broddel vandaan komt, weet niemand. Ook niet hoeveel er zijn, maar dat ze er zijn, dat is wel duidelijk. let maar op, er zijn plaatsen genoeg op de wereld waar geen kleur meer te bekennen is. Kom daar maar nooit. Nou ja, laten we vervolgen wat de kinderen overkomt, anders komt dit sprookje nooit ten einde. Een Broddel gaat immers altijd verder en stopt nooit.

"Ik ben bang", zei de middelste en ze rilde een beetje om te laten zien dat het echt waar was. De andere kinderen knikten mee en begonnen ook te bibberen. "Rustig maar, kinderen....Het ding ziet ons niet, kijk maar het heeft geen ogen". Zus dacht na wat ze kon doen., maar wist het ook niet zeker. Voor zich liep dit monster en daar waar ze heen wilde, naar de gaten met kleuren, werd versperd door het rond-spattende zwart. Ze keek het konijn aan en die schudde nee. En daar stonden ze dan....de kleuren in zicht, een Broddel evenzo en de koude van de zwarte grond trok al hun botten in. Het rillen van de kou en natuurlijk de angst werd erger en erger en zo kon het dus niet lang doorgaan. Toch lukte het de oudste zus niet om een oplossing te vinden en de tranen stonden in haar ogen, omdat ze wist dat de kleintjes op haar vertrouwden.

"Wat moet ik doen?", verzuchtte ze. Plotseling hoorde ze een stem....een lieve stem, schijnbaar van een onzichtbaar wezen. Het klonk als de stem van haar moeder, maar moeder was er niet eens..... Toch hoorde ze haar stem duidelijk.

"Schatje, papa en mama zijn hier. Doe wat je moet doen en kom terug. Je moet volhouden, hoor!"

De stem zorgde voor rust, een rust die je alleen ervaart als je ware bescherming voelt. De bescherming van je ouders, het geloof in wat je kan, de onvoorwaardelijke liefde voor je, is er zo één. Nogmaals zuchtte de zus diep en rechtte toen haar rug. Haar hoofd verliet de gebogen houding en in haar ogen was een zekere trots en volharding te zien. "Ze zou doorzetten en de kleintjes in veiligheid brengen", mompelde ze in stilte.

"Kom op. Ik heb een idee", zei ze. "Ik zal dat monster roepen en als het naar mij toe komt, dan moeten jullie samen snel rennen en het dichtstbijzijnd gat binnengaan. Ik zal daarna naar jullie toe komen, want ik kan het hardste rennen", zei ze ze zeker mogelijk. Er was geen spoortje onzekerheid in haar stem te vinden, maar diep van binnen....lag toch de vrees. "Zou zij zelf het zwart kunnen ontvluchten of....zou het ding haar misschien wel horen ondanks dat het geen gezicht had?" Het was alsof het konijn haar vrees had gehoord. "Het monster kan misschien niets horen of zien, maar wellicht wel voelen", zei het.

De oudste zus dacht er even over na en vervolgens kwam er een kleine glimlach op haar gezicht. "Ja,.....dank je konijn. Misschien is dat een kans".

Hierna ging het snel en het sprookje kwam ten einde.

De zus gaf alle kinderen een kus en rende toen plotseling naar de Broddel. Ze schopte keihard tegen een van de poten en keek beangstigend omhoog. "Zou het beest kunnen voelen?" En ja hoor....het monster draaide zijn witte vlek naar beneden en zwaaide zijn kwast richting zijn linkerpoot. De oudste zus had op de kwast niet meer gewacht en rende weg van het beest. Die kwam haar richting op en dat gaf de kleine kinderen de kans om naar het gat het rennen. De aankomst bij het gat ging sneller dan verwacht en voordat ze het wisten waren de kinderen binnen. Alleen....het konijn niet. Die bleef buiten de poort staan en zwaaide nog even met zijn pootje. Plotseling was het konijn verdwenen.

De oudste zus rende en rende en de Broddel raakte verloren in een grijze mist waar hij zo krachtig mogelijk de zwarte verf rondom zich heen spatte. Uiteindelijk was alleen het grommen van het beest nog te horen. "Vreemd", dacht de oudste zus, "want een Broddel heeft toch geen mond", zo dacht ze. Gelukkig wist ze niet dat de witte vlek niets meer was dan een vermomming om zijn ware gezicht, met ogen, neus en mond, niet te tonen. En zo is het....niemand weet hoe de Broddel er in werkelijkheid uit ziet....

De oudste zus hijgde uit en kwam vol goede moed bij het gat, waar de kleintjes naar binnen waren gegaan, aan. Ze keek naar binnen en zag de prachtigste bloemen in alle kleuren de regenboog. Ik zou nog meer moois kunnen beschrijven, zoals het speelgoed, de tuinen, al het lekkere eten en zo, maar dat kan ik niet. Er zijn niet genoeg woorden beschikbaar. Hoe dan ook.....de zusjes en de twee kleintjes zwaaiden naar de oudste zus en gaven haar een handkusje. Ze keek naar hen en zag dat het goed was. Plotseling verscheen er een bordje, zo maar, uit het niets.

 

Verboden voor  de levenden.

Ga terug!  

 

De oudste zus keek nog eenmaal naar binnen en draaide zich toen om. Ze keek in een vol licht en het verblindde haar. Snel sloot ze haar ogen en toen ze het opnieuw probeerde.....werd ze wakker.

Eenmaal thuis liep ze naar boven en zag wat ze verwachtte. Niet haar zusjes.....maar wel drie prachtige speeldoosjes, vol van kleur, helemaal opgepoetst. In het eerste doosje danste het konijntje in het rond op de mooiste melodie die er was en bij elk rondje zwaaide het een pootje omhoog. Het tweede doosje had evenzo de mooiste muziek, begeleid met allerlei vogelgeluidjes. De vogeltjes draaiden ook mooi rond en piepten elke keer als ze voor zus terecht kwamen. Eén vogeltje, soms de koolmees, dan weer het roodborstje of de graspieper, zwaaide dan met één vleugeltje. Zus wist genoeg.....Ze waren bij de kleuren. Alle vier. 

EINDE.